maandag 19 september 2011

Waarin de voordelen van de verkenners worden bezongen en onze jonge avonturiers gaan zwemmen (en feest vieren)

In mijn vorige blog kwam het al ter sprake en ook vorig jaar heb ik over geschreven. Er kon weer gepiekenieked worden op de Monte Subasio. De voorbereidingen waren minstens zo uitgebreid als vorig jaar (dit keer had ik voor alle zekerheid wel anti-engebeesten-spul meegenomen) en bepakt en bezakt kwamen we aan op de top, boven de boomgrens met een schitterend uitzicht. En toen bleek moeders de aanmaakblokjes te zijn vergeten. Alle droge takjes ten spijt lukte het maar niet de barbeknoei aan de praat te krijgen. Mijn reisgenoot meldt te pas en te onpas dat hij de verkenners heeft gezeten en dat wierp in dit geval zeker zijn vruchten af…..hij had koeievlaaien gezien. Binnen de kortste keren brandde het vuur, waren de ganzen, de spiezen en de worstjes schitterend gegaard. Wij zaten in de brandende zon heerlijk te eten terwijl ter linkerzijde langzaam maar zeker duidelijk werd dat er regen kwam. Er flitsten hier en daar wat schichten, er vielen buien in de bergen, maar wij zaten letterlijk hoog en droog (en heet). Een bijzondere gewaarwording, die de rit naar beneden, langs de wilde paarden en buffels van de berg tot een extra bijzondere belevenis maakten.


Door de regen was alles de volgende dag fris schoongespoeld. De enorme hitte was gedaan, het was zalig en rustig weer. Een echte herfstdag volgens mijn vader. Doe mij alle dagen van het jaar zulke herfstdagen……dus wilde ik gaan zwemmen. Er zijn hier op de berg wat mensen met een privé-zwembad, maar de meesten waren niet thuis en bovendien kan je natuurlijk het nuttige met het aangename verenigen. We reden dan ook dwars door de bergen langs het stuwmeer in de Tiber, via Orvieto naar Bolzena. Een kratermeer met heerlijk helder water, en een geweldig lekker restaurantje aan het strand. In deze plaats zijn twee dingen gebeurd die de moeite van het vertellen waard zijn.

Er is hier ooit een bloedwonder gebeurd, dat nog steeds gevierd wordt op sacramentsdag en waar Orvieto een mega-kathedraal voor heeft laten bouwen. (Voor de niet katholieken onder ons, tijdens de consecratie veranderde de miswijn in bloed, het symbool werd de oorsprong).

Verder wordt er hier een bijzonder lekkere wijn gemaakt. Een simpele witte wijn, erg lekker en vooral beroemd vanwege zijn naam. Het verhaal gaat dat er in die tijd een nieuwe paus moest worden gekozen. Nu vliegen alle kardinalen dan naar Rome, in die tijd ging het allemaal iets anders. Een Duitse kardinaal ging ook op reis naar Rome en stuurde zijn bediende vooruit om goeie accommodatie te zoeken. De man checkte in alle herbergen onderweg de bedden, het eten en de wijn en wanneer alles goed was (maar vooral de wijn) schreef hij met krijt ‘Est!’ op de deur van het betreffende etablissement. Ook in Bolzena checkte hij de herberg. Hij was zo onder de indruk van de wijn die hij tegenkwam dat hij het woordje ‘Est!’ de lading niet vond dekken. Hij schreef het op, twijfelde, schreef het nogmaals en een derde keer…..hieraan dankt de wijn nu zijn naam. Est! Est!! Est!!! De kardinaal is doorgereisd naar Rome, heeft een paus gekozen, is teruggereisd naar Bolzena alwaar de goede man de rest van zijn leven heeft gesleten, genietend van het goede der aarde. Op zijn graf staat dat hij zichzelf heeft doodgezopen (echt waar, het staat er echt) en elke dag zet iemand een glaasje van het heerlijke vocht op zijn graf (en dat zou dan weer elke dag leeg worden aangetroffen, volgens sommigen een wonder, volgens mij gewoon een manier om gratis te kunnen drinken). Enfin, het restaurantje aan het strand verbouwt zijn eigen Est!Est!!Est!!! en voor 8 euro mag je er een hele liter van drinken. De vis kwam vers uit het meer, het water was verrukkelijk, de tocht heen en terug was schitterend en het terrasje in Bettona waar we even moesten wachten tot mijn moeder klaar was bij de fysio, serveert ook lekkere wijn en een heerlijk uitzicht op de schitterende ondergaande zon.


Na een dag rust volgde Assisi. Een stad die me blijft ontroeren. Ik wilde graag naar de ‘benedenkerk’, de kerk van Sint Franciscus bestaat uit een schitterende, mooie sobere benedenkerk en een wat uitbundiger bovenkerk, helemaal bezaaid met fresco’s van Giotto. Het mooiste is het om van beneden naar boven te lopen. Overal hangen de boorden ‘Silenzio’, ook daarover heb ik al eens geschreven, maar tot mijn grote schrik vond er nu een priesterwijding plaats. Dat is op zichzelf niets om van te schrikken, integendeel, maar de wijding werd vergezeld van happy clappy versterkte, vreselijke en vooral vreselijk harde muziek, iets dat niet helemaal past in het beeld van deze serene kerk. Dus toch maar eerst de bovenkerk, daarna een stuk pizza met uitzicht op de bergen, en daarna dan alsnog, in alle rust de benedenkerk bekeken.

Enfin, de dag daarna volgde er een enorm feest voor mijn moeders verjaardag. Een feest dat ik niet gauw zal vergeten. Iedereen nam eten mee (en wat voor eten!). Er werden gedichten voorgedragen, er werd gezongen, er werd gelachen en de Italiaanse en Engelse en Nederlandse vrienden van mijn moeder gingen met de pet rond zodat mijn moeder nog meer kan overmaken naar de hoorn van Afrika. Een onvergetelijke ervaring, in de regen maar toch in de tuin, met een zichtbaar gelukkige en ontroerde moeder. Ik kan me zo goed voorstellen waarom ze hier zo verschrikkelijk graag zijn.

En vandaag gaan we ons voorbereiden op de terugweg. Vanavond de koffers pakken, morgenochtend om zes uur (!!!!) de trein naar Rome en daar dan nog twee dagen rondsjouwen. Hopelijk niet in de stromende regen met bliksem en onweer dat van twee kanten tegelijk kwam zoals vannacht….maar in heerlijk zonnig weer, zoals het toch weer is geworden. Ik houd jullie op de hoogte.

donderdag 15 september 2011

Waarin onze jonge avonturiers boodschappen gaan doen en na moeten denken over serieuze zaken

Het regent, Niet geheel in de planning wanneer je naar zonnig Italië vliegt, maar hier hard nodig en morgen is het weer voorbij. Terwijl het onweer me om de oren vliegt moet ik vrees ik een serieus onderwerp aansnijden.


Natuurlijk is een vakantie bedoeld om uit te rusten, te onthaasten en om energie te tanken, maar wanneer je richting Italië gaat is er natuurlijk ook het harde werken waar je rekening mee moet houden…elke dag weer als een soort Sisyfusarbeid komen er die moeilijke momenten. Die uiterst serieuze zaak waar je niet te licht mee mag omspringen. Er moet GEGETEN worden.

Allereest is daar het ontbijt, de Colazione. Meestal bestaat dit uit weinig, zoet, zoeter en zoetst en natuurlijk uit espresso, ristretto, cappuccino (capuchonnetje) of, een volledige afrader, een Americano.

Nu wordt het lastig. De Pranzo (bij ons thuis ook wel schranzo genoemd) komt er aan, de Lunch. Waar we het in Nederland doen met twee bruine bammetjes kaas of kroket, een glaasje melk of karnemelk en misschien een gewaagde koffie of thee na ligt dat net even wat anders in dit Paese de Mierde (met dank aan de heer Berlusconi). Er moet een antipasta komen, een primo, een secundo, een postre (dolce) en natuurlijk wordt er geen karnemelk bij gedronken. Dat je daarna weer verder kan met het dagelijks leven is min of meer uitgesloten. Natuurlijk kàn je gaan slapen, maar de Puriteinsch Nederlandsche instelling moet daar toch echt even over nadenken. Vlei je je dan tenslotte toch in Morpheus’ armen en schrik je om vijf uur ’s middags wakker is daar de volgende uitdaging….Het Avondeten.

Enfin, de oplettende lezertjes zullen het wel begrijpen, eten is een serieuze zaak…maar wat is het heerlijk om hier, bij mijn ouders, bezig te zijn met eten.

Het begint ’s ochtends vroeg; mijn ouders wonen boven op een berg, ergens in de Bloody Middle of Nowhere –second tree to the left – follow the rabbits…, dus aangezien het dichtstbijzijnde dorp op 20 minuten autorijd-afstand ligt wat leuk is wanneer je koffie wil halen bij de lokale kroeg maar waarbij je toch echt nog meer de berg af moet voor een heusche winkel ga je niet al te luchtig om met je boodschappenlijstje.

Fruit haal je bij Rosa-Angela, niet alleen heeft zij het beste fruit en de beste groente, maar er zit een heel levensverhaal achter dat onlosmakelijk verbonden is met pruimen of kersen of andere gezonde zaken. Als je daar toch bent kan je meteen even naar die-of-die die iets verkoopt dat volstrekt onlogisch klinkt maar je weet het maar niet! En of we de groetjes willen doen aan die en met die gaat het niet zo goed, maar wat wil je ook, en waren de pruimen vorige keer goed? En Ciao, tot gauw.

Kaas, Mazzatosta, wie anders. De zussen staan in de zaak (‘kijk Hans, het nieuwbouwhuis is bijna klaar, van wie is die auto, is dat Anna? Die moet ik nog even….oh nee het is Giorgio…buon giorno’) waar je eerst zeker 10 minuten bezig bent om te vertellen dat het inderdaad goed met je gaat, dat ‘ja’, dit mijn nieuwe lief is, dat ik inderdaad blij ben dat de zon schijnt, dat mijn ouders geweldig zijn, ik inderdaad de ogen van mijn moeder heb (NOT!) en tuurlijk heb ik genoten van weet-ik-het en de rest, de volgende 10 minuten zijn voor mijn ouders (dat gaat soms wel iets te snel voor mijn Italiaans) en dan gaan we over tot de orde van de dag. Welke kaas willen we?! Heerlijke gemengde kaas (schaap en rund) of alleen maar schaap, doen we wel of niet een truffelkaas, moet ‘ie hard of zacht zijn, is er eigenlijk grottenkaas….? En ja hoor, er is grottenkaas. Grottenkaas duurt weer tien minuten. Niet omdat het lastige kaas is maar hij komt met een recept. Korte pasta, het liefst penne en dan dat erbij en een beetje van dit en een beetje van dat en dan dat maar geen zooi en zeker niet dat….. Dat je zegt het op je brood of zomaar te willen eten wordt niet eens gehoord. Brood met kaas? Sorry, dit is Grottenkaas en dat is lekker en we dulden dus geen tegenspraak (de andere zus heeft zich ondertussen in het gesprek gemengd, evenals één van de kaasmakers die ondertussen in de kazerij bezig was maar kennelijk de discussie interessanter vond en toch ook even’ Gans e signora Andrea’ (mijn moeder heeft hier een jongensnaam) gedag moest zeggen en hun dochter moest zien want de moeder van Bobbie en Puck en Pepijn en die zijn blond en zo…..

Dan moet er getankt worden, de coöp. wordt bezocht alwaar de slager toch zeker weer 10 minuten kost want worstjes en kalkoen en wil je wel of niet dat en hoe ga je het klaarmaken en weet je wel zeker dat je dit of dat wil want als je dat gaat eten kan je misschien beter…of toch misschien niet want…..en doe de groetjes aan die en is dit je dochter (Auguri – gefeliciteerd) en fijn en of het in Nederland ook zo koud is (????!) en ik heb nog wat lekkers en nog meer feest. De kassajuffrouw wordt ondervraagd over (klein)kinderen, de buuv wordt gespot, die-of-die moet nog even worden bijgepraat en dan kunnen we naar Paula voor kattenvoer (ook voor uw tuinkabouters en sokken).

Vervolgens volgt de Coöperativa. Daar kopen wij wijn. Iedere dorpsgenoot met fruit, groente, druiven, olijven of wat dan ook levert daar zijn handel in. Toen we aan kwamen rijden moesten we wachten op het “Aapje” voor ons. Volgeladen met rode druiven. Achter ons een tractor met witte druiven. Het is een droog jaar geweest. Normaliter wordt er pas in oktober geoogst maar dit jaar is september al oogstmaand. Wij staan ondertussen de wijnen van vorig jaar te proeven. De besten (à 2 euri 30) gebotteld en de anderen getankt vanuit de niet meer zo ouderwetse tanks als vroeger (voor de ouwetjes onder ons….vroegah had je pompen waarbij de mededeling was dat het kijkglas vol moest zijn sans luchtbellen…die dus). Ondertussen wordt het sapgehalte en het mogelijke alcoholgehalte van de net binnengebrachte druiven gemeten, vliegen de wespen rijkelijk (blij met de anti-prikdingen-medicatie), zien we wat er allemaal bij komt kijken en kopen we heerlijke wijn voor een drol…..(niet letterlijk. Hierover later meer). In de tussentijd koop ik de ingrediënten van van alles en nog wat zodat we heerlijk kunnen gaan piekenieken op de Monte Subasio. Daarover meer in de volgende aflevering van onze jonge avonturiers.

Op de terugweg gaan we naar Pepe in Bettona. We drinken daar een espresso. ‘Ciao Giorgio, kijk Hans daar rijdt Filippo, vraag jij even naar die bekers, ah, Adriana come vai, en waar koop je nu het beste hout en ja graag nog een espresootje, nee dank je geen Limoncello, Hans, vraag even aan weet-ik-hoedie-heet of dinges nog in orde is gekomen?’ En uiteraard stond ondergetekende later het exacte recept van de dames Mazzatosta te maken en ze hadden gelijk....yummie

dinsdag 13 september 2011

Onze avonturiers gaan naar Rome, waar nieuwe avonturen wachten.

De luchthaven van Rotterdam blijft lekker overzichtelijk. Het was er zowaar droog en dus kon er nog even op een terrasje worden gezeten. Allengs werd duidelijk dat het misschien geen heel slecht idee was om die dag naar Rome te vertrekken. Er was die nacht een noodweer over het land getrokken (waar we in Arnhem overigens weinig van gemerkt hadden), het begon steeds meer te betrekken en toen dan uiteindelijk ons vliegtuig landde, barstte er een voorhistorisch noodweer los. Hoewel het vliegtuig nog net niet in IN de terminal stond was het kleine stukje hollen (jawel!!) naar het vliegtuig voldoende om doorweekt binnen te komen.


De vlucht zelf verliep eigenlijk redelijk voorspoedig, we hoefden maar een half uur op onze koffers te wachten in Rome en dankzij een redelijk heldere (voor mijn vaders’ doen) routebeschrijving vonden we de bus naar Stazione Termini. Deze bus, was mij door de paps op het hart gedrukt, was snel en goedkoop, hij was er alleen wel bij vergeten te zeggen dat deze bus volgens een wat ondoorzichtig schema reed, waardoor wij nog eventjes 45 minuten moesten wachten. Na mijn vraag om een stop bij de halte van metro-lijn A werd ons aangeraden uit te stappen bij de Piazza Cavour alwaar wij zonder problemen de metro zouden kunnen nemen naar ons hotel. En aldus geschiedde……behalve dat de Piazza Cavour bestond uit bouwput, de metrohalte in geen velden of wegen te bekennen was en daar sta je dan midden in donker Rome. Een lief meisje liep met ons mee naar de eerstvolgende halte. Ze wist wel te vertellen dat er waarschijnlijk geen metro reed vanwege werkzaamheden, maar dan zouden er vast wel bussen rijden….fijn! Ik was, geheel tegen mijn principes in, volledig vergeten op te schrijven waar ons hotel woonde en had ook niet het telefoonnummer in mijn mobiel gezet. Iets dat ik eigenlijk altijd doe. Ik moest dus afgaan op mijn vaders wat warrige beschrijving.

De volgende metro-halte bleek 10 minuten lopen, er reden inderdaad geen metro’s en de bus was in geen velden of wegen te bekennen. Het lieve Romeinse meisje vroeg aan een zwerver de weg, die wist inderdaad waar we heen moesten waarop we opgewekt afscheid namen van haar en ons richting de bus begaven. Toen ik de chauffeur wilde vragen of hij stopte bij halte Cornelia (de bus reed net weg) zei iemand tegen ons dat ‘dit’ Cornelia was, de halte waar we moesten uitstappen volgens paps. Enfin, op het knopje gedrukt, uitgestapt bij de volgende halte, nogmaals navragen en ook de buschauffeur zei dat ‘dit’ (de volgende halte dus) Cornelia was. Ik begreep ineens het systeem; ‘dit is Cornelia’ betekent niet dat dit ook daadwerkelijk halte Cornelia is, maar dat dit de bus is die stopt bij de halte Cornelia. Wijs geworden stapten we dus maar weer in en een lieve, wat morsige Italiaan adopteerde me meteen als zielig geval. Hij moest er ook uit bij Cornelia, en of ik van Rome hield, en hij hielp ons wel en hoe lang we bleven en waar we vandaan kwamen en of mijn vader inderdaad de paus was (stom, ik refereerde aan mijn vader als mi Papa - mijn paus) en waarom we de volgende dag alweer doorreisden en of ik dan niet van Rome hield en waarom mijn reisgenoot geen Italiaans sprak en voordat ik het wist waren we (dit keer echt) op Cornelia. Mijn vader had geschreven dat we bij de MacDonalds hetzij moesten oversteken òf rechtsaf moesten (volgt u het nog?), schreef over tentjes en een politiegebouw en een lekker restaurant (het was ondertussen elf uur ’s avonds) die we nooit vonden maar dankzij een lieve dame vonden we dan eindelijk wel Het Hek waar we moesten bellen om binnengelaten te worden in albergo/monasterio La Salle, een klooster dat een deel van de gebouwen heeft verbouwd tot hotel. Het lekkere restaurant was ondertussen dicht, de MacDonalds niet en gelukkig de lokale pizzeria ook niet. Een pizzeria in Italië is meer een soort snackbar maar dan lekkerder. Verse en erg lekkere pizza met Spinata Romana en verse tomaatjes en twee glaasjes wijn verder (we hadden zelf een fles mee, maar de albergo kon ons helaas niet voorzien van een kurkentrekker) vielen we uiteindelijk doodmoe in slaap.

De volgende ochtend, na een Italiaans ontbijt (gezoet sap, gezoete yoghurt, suikerbroodjes maar zowaar ook kaas en worst) werden we opgepikt door mijn ouders en gingen we Rome ‘doen’. Als je met iemand in Rome bent die er nooit eerder is geweest is de keuze natuurlijk enorm, waar ga je wel en waar ga je niet heen, wat MOET je zien en wat wil je laten zien en voor mij altijd het allerbelangrijkste…bestaat mijn favoriete eettentje nog en zijn we daar rond lunchtijd? We hadden mazzel, de rij bij de Sint Pieter was zo achterlijk lang dat de beslissing die te bewaren voor een volgende keer snel genomen was, en we liepen via de korte route naar de Spaanse trappen. En ja! Mijn favoriete restaurant bestaat inderdaad nog. Het ligt vlak bij de Spaanse Trappen in wat zeg maar de Romeinse PC Hooft is. Je moet altijd even goed kijken, het ligt niet aan de straat maar op één van de vele binnenplaatsjes die dat soort straten rijk zijn. Overdekt door wijnranken eet je daar buiten in de schaduw. Lekker en betaalbaar en altijd weer bijzonder. Na de lunch was het warm, mijn moeder werd moe, het was druk en stoffig en benauwd vochtig, we komen er op de terugweg toch nog terug dus via het Pantheon (nog steeds een bizarre kerk met gat in het dak), via de lekkerste koffieboer van Rome (claimen ze zelf) en via de Piazza Navona liepen we naar een bus die ons naar het hotel kon brengen. Daar stapten we in de auto en na een rit van ongeveer twee uur en een tussenstop bij de lokale buurtsuper (met Primitivo voor 1 euri 62) kwamen we dan eindelijk weer op de zo vertrouwde berg van mijn ouders. Het was mooi weer, Assisi lag er nog, de katten kwamen ons mauwend tegemoet, de wijn vloeide, ik was terug in het paradijs.

Onze avonturiers gaan naar Rome, waar nieuwe avonturen wachten.

De luchthaven van Rotterdam blijft lekker overzichtelijk. Het was er zowaar droog en dus kon er nog even op een terrasje worden gezeten. Allengs werd duidelijk dat het misschien geen heel slecht idee was om die dag naar Rome te vertrekken. Er was die nacht een noodweer over het land getrokken (waar we in Arnhem overigens weinig van gemerkt hadden), het begon steeds meer te betrekken en toen dan uiteindelijk ons vliegtuig landde, barstte er een voorhistorisch noodweer los. Hoewel het vliegtuig nog net niet in IN de terminal stond was het kleine stukje hollen (jawel!!) naar het vliegtuig voldoende om doorweekt binnen te komen.


De vlucht zelf verliep eigenlijk redelijk voorspoedig, we hoefden maar een half uur op onze koffers te wachten in Rome en dankzij een redelijk heldere (voor mijn vaders’ doen) routebeschrijving vonden we de bus naar Stazione Termini. Deze bus, was mij door de paps op het hart gedrukt, was snel en goedkoop, hij was er alleen wel bij vergeten te zeggen dat deze bus volgens een wat ondoorzichtig schema reed, waardoor wij nog eventjes 45 minuten moesten wachten. Na mijn vraag om een stop bij de halte van metro-lijn A werd ons aangeraden uit te stappen bij de Piazza Cavour alwaar wij zonder problemen de metro zouden kunnen nemen naar ons hotel. En aldus geschiedde……behalve dat de Piazza Cavour bestond uit bouwput, de metrohalte in geen velden of wegen te bekennen was en daar sta je dan midden in donker Rome. Een lief meisje liep met ons mee naar de eerstvolgende halte. Ze wist wel te vertellen dat er waarschijnlijk geen metro reed vanwege werkzaamheden, maar dan zouden er vast wel bussen rijden….fijn! Ik was, geheel tegen mijn principes in, volledig vergeten op te schrijven waar ons hotel woonde en had ook niet het telefoonnummer in mijn mobiel gezet. Iets dat ik eigenlijk altijd doe. Ik moest dus afgaan op mijn vaders wat warrige beschrijving.

De volgende metro-halte bleek 10 minuten lopen, er reden inderdaad geen metro’s en de bus was in geen velden of wegen te bekennen. Het lieve Romeinse meisje vroeg aan een zwerver de weg, die wist inderdaad waar we heen moesten waarop we opgewekt afscheid namen van haar en ons richting de bus begaven. Toen ik de chauffeur wilde vragen of hij stopte bij halte Cornelia (de bus reed net weg) zei iemand tegen ons dat ‘dit’ Cornelia was, de halte waar we moesten uitstappen volgens paps. Enfin, op het knopje gedrukt, uitgestapt bij de volgende halte, nogmaals navragen en ook de buschauffeur zei dat ‘dit’ (de volgende halte dus) Cornelia was. Ik begreep ineens het systeem; ‘dit is Cornelia’ betekent niet dat dit ook daadwerkelijk halte Cornelia is, maar dat dit de bus is die stopt bij de halte Cornelia. Wijs geworden stapten we dus maar weer in en een lieve, wat morsige Italiaan adopteerde me meteen als zielig geval. Hij moest er ook uit bij Cornelia, en of ik van Rome hield, en hij hielp ons wel en hoe lang we bleven en waar we vandaan kwamen en of mijn vader inderdaad de paus was (stom, ik refereerde aan mijn vader als mi Papa - mijn paus) en waarom we de volgende dag alweer doorreisden en of ik dan niet van Rome hield en waarom mijn reisgenoot geen Italiaans sprak en voordat ik het wist waren we (dit keer echt) op Cornelia. Mijn vader had geschreven dat we bij de MacDonalds hetzij moesten oversteken òf rechtsaf moesten (volgt u het nog?), schreef over tentjes en een politiegebouw en een lekker restaurant (het was ondertussen elf uur ’s avonds) die we nooit vonden maar dankzij een lieve dame vonden we dan eindelijk wel Het Hek waar we moesten bellen om binnengelaten te worden in albergo/monasterio La Salle, een klooster dat een deel van de gebouwen heeft verbouwd tot hotel. Het lekkere restaurant was ondertussen dicht, de MacDonalds niet en gelukkig de lokale pizzeria ook niet. Een pizzeria in Italië is meer een soort snackbar maar dan lekkerder. Verse en erg lekkere pizza met Spinata Romana en verse tomaatjes en twee glaasjes wijn verder (we hadden zelf een fles mee, maar de albergo kon ons helaas niet voorzien van een kurkentrekker) vielen we uiteindelijk doodmoe in slaap.

De volgende ochtend, na een Italiaans ontbijt (gezoet sap, gezoete yoghurt, suikerbroodjes maar zowaar ook kaas en worst) werden we opgepikt door mijn ouders en gingen we Rome ‘doen’. Als je met iemand in Rome bent die er nooit eerder is geweest is de keuze natuurlijk enorm, waar ga je wel en waar ga je niet heen, wat MOET je zien en wat wil je laten zien en voor mij altijd het allerbelangrijkste…bestaat mijn favoriete eettentje nog en zijn we daar rond lunchtijd? We hadden mazzel, de rij bij de Sint Pieter was zo achterlijk lang dat de beslissing die te bewaren voor een volgende keer snel genomen was, en we liepen via de korte route naar de Spaanse trappen. En ja! Mijn favoriete restaurant bestaat inderdaad nog. Het ligt vlak bij de Spaanse Trappen in wat zeg maar de Romeinse PC Hooft is. Je moet altijd even goed kijken, het ligt niet aan de straat maar op één van de vele binnenplaatsjes die dat soort straten rijk zijn. Overdekt door wijnranken eet je daar buiten in de schaduw. Lekker en betaalbaar en altijd weer bijzonder. Na de lunch was het warm, mijn moeder werd moe, het was druk en stoffig en benauwd vochtig, we komen er op de terugweg toch nog terug dus via het Pantheon (nog steeds een bizarre kerk met gat in het dak), via de lekkerste koffieboer van Rome (claimen ze zelf) en via de Piazza Navona liepen we naar een bus die ons naar het hotel kon brengen. Daar stapten we in de auto en na een rit van ongeveer twee uur en een tussenstop bij de lokale buurtsuper (met Primitivo voor 1 euri 62) kwamen we dan eindelijk weer op de zo vertrouwde berg van mijn ouders. Het was mooi weer, Assisi lag er nog, de katten kwamen ons mauwend tegemoet, de wijn vloeide, ik was terug in het paradijs.